Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum) is een tijdelijke soort diabetes, die meteen over gaat na de bevalling. Vrouwen kunnen het krijgen vanaf de 24e week van de zwangerschap.
Tijdens een normale zwangerschap maakt het lichaam extra insuline aan. Zodat er toch genoeg insuline is om de bloedsuiker goed te houden. Maar bij zwangerschapsdiabetes gebeurt dat niet, of niet genoeg. Daardoor blijft er te veel suiker in het bloed zitten.
Ongeveer één op de twintig zwangere vrouwen krijgt te maken met zwangerschapsdiabetes. Het kan iedere zwangere vrouw overkomen, maar sommige vrouwen hebben meer kans op zwangerschapsdiabetes dan andere.
Het risico is groter wanneer er sprake is van:
- eerdere zwangerschapsdiabetes;
- al een baby van meer dan 4000 gram gebaard is;
- het gewicht veel te hoog is, al voor de zwangerschap;
- positieve familiebelasting diabetes type 2;
- Hindoestaanse, Marokkaanse of Turkse afkomst;
- al aanwezige hoog cholesterol of bloedsuiker.
Baby’s van moeders met zwangerschapsdiabetes zijn vaak erg groot bij de geboorte, waardoor de bevalling moeilijker of zelfs gevaarlijker is. De baby kan er ook zelf blessures door oplopen. De kinderen hebben later zelf meer risico op diabetes type 2. Als er al eerder sprake van zwangerschapsdiabetes is geweest, is er een grotere kans het krijgen van diabetes type 2. Daarom is het goed om op de gezondheid te blijven letten.
Rol diëtist
Om de bloedglucosewaarden snel te verlagen en te normaliseren is het belangrijk om het eet- en drinkpatroon aan te passen. De diëtist geeft uitleg over de koolhydraten in de voeding en de dranken, de soorten koolhydraten en welke invloed deze hebben op het bloedglucosegehalte. Tevens wordt er een persoonlijk dieet opgesteld met daarin aandacht voor een goede koolhydraatverdeling en een volwaardige voedingsintake, want er mogen geen voedingsstoffentekorten ontstaan.
MB
