Optimale voeding voor kankerpatiënten

Bij één op de drie Nederlanders wordt op enig moment de diagnose kanker gesteld. Tot de factoren die geassocieerd zijn met het ontstaan van kanker behoren roken, gebrek aan lichaamsbeweging, overgewicht en overmatig alcoholgebruik. Vooral jongeren beseffen onvoldoende dat zij met een gezonde leefstijl de kans op kanker aanmerkelijk kunnen verkleinen. Het gebruik van voedingssupplementen en vitaminepreparaten, vooral door kankerpatiënten, is een bron van zorg.



Kanker is niet één ziekte, maar een aanduiding van meer dan 100 verschillende aandoeningen, die onder meer verschillen in het orgaan waar het kankerproces ontstaat, de leeftijd waarop de symptomen voor het eerst worden waargenomen, de snelheid waarmee het proces voortschrijdt, de mogelijkheden voor therapie en de kans op overleving. De gemeenschappelijke factor is dat het gaat om een ongecontroleerde weefselgroei door het versneld delen van cellen.


We weten relatief veel over de rol van voeding bij het ontstaan van kanker. Maar over optimale voeding voor kankerpatiënten weten we maar heel weinig.’ Aldus prof. Ellen Kampman bij de aanvaarding van het ambt van persoonlijk hoogleraar Voeding en Kanker aan Wageningen Universiteit. Haar inaugurele rede, uitgesproken begin oktober, was getiteld Voeding en kanker: wat leeft? In de rede ging ze in op wat er aan overtuigingen over de invloed van voeding op kanker leeft bij wetenschappers, bij kankerpatiënten, en bij de algemene bevolking.

 

Wetenschappelijke inzichten
Wetenschappelijk onderzoek heeft een vrij goed inzicht opgeleverd in het ontstaan van kanker. In de loop van het leven van een organisme treedt accumulatie op van schade aan de genen. Bij het ontstaan van kanker lijken drie groepen genen van belang: oncogenen die verantwoordelijk zijn voor het stimuleren van de celgroei, tumorsuppressorgenen die de celgroei remmen, en genen die betrokken zijn bij het herstel van fouten in nieuwgevormd DNA. Beschadigingen die optreden in deze drie groepen genen kunnen uiteindelijk tot kanker leiden.
Bij ongeveer 5 tot 10% van de kankerpatiënten zijn deze mutaties aangeboren. Dit resulteert vaak in het ontstaan van kanker voor het vijftigste levensjaar. In de meeste gevallen van kanker is er echter sprake van DNA-beschadiging die optreedt als gevolg van externe factoren, zoals blootstelling aan chemicaliën, virussen, straling, sigarettenrook, en inhoudsstoffen van voedingsmiddelen.
Behalve mutaties kunnen ook epigenetische veranderingen tot kanker leiden. Zo kunnen veranderingen optreden in de methylering van oncogenen, suppressorgenen en reparatiegenen. Deze veranderingen kunnen leiden tot ongewenst aan- of uitschakelen van het gen in kwestie. Het ontstaan en de ontwikkeling van kanker lijkt een samenspel van genetische en epigenetische veranderingen in een proces dat dertig jaar kan duren, aldus Kampman.

Er zijn aanwijzingen dat een gezonde voeding een gunstig effect kan hebben op het optreden van epigenetische veranderingen, hoewel het wetenschappelijk inzicht nog geenszins volledig is. De nieuwe hoogleraar noemt als voorbeeld de invloed van foliumzuur. Deficiëntie van dit vitamine lijkt de kans op het ontstaan van colorectaalkanker te vergroten, zo blijkt uit epidemiologische studies. In dierexperimenten is vastgesteld dat foliumzuurdeficiëntie resulteert in veranderingen in de DNA-synthese en DNA-methylering. Het is niet duidelijk of deze processen ook bij de mens relevant zijn. Ook is nog niet bekend of het voor deze rol van foliumzuur van belang is of het vitamine uit voedingsmiddelen of uit supplementen wordt ingenomen.

Voeding en overleving kankerpatiënten
Verreweg de meeste kankerpatiënten streven naar overleving, bij een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. Zij zullen zich tot hun behandelaar en andere deskundigen wenden met de vraag wat ze naast het volgen van de reguliere therapie kunnen bijdragen aan hun overleving door een verantwoorde voeding. Kampman: ‘Ze krijgen dan in de regel het advies goed te blijven eten. Maar wat is goed, en wat kun je nog eten als je ziek, zwak en misselijk bent?’
Er zijn niet veel gedegen publicaties over de rol van voeding bij het overleven van kankerpatiënten. Een uitzondering is een onderzoek bij Harvard Medical School dat vorig jaar werd gepubliceerd in JAMA (1). Deelnemers aan deze studie waren 1009 mannen met stadium III colonkanker die na chirurgische verwijdering van de tumoren met chemotherapie werden behandeld. De gemiddelde vijfjaars overleving in dit stadium van de ziekte bedraagt 20 tot 30%. De onderzoekers onderscheidden bij de deelnemers twee voedingspatronen. Het ‘westers’ patroon was rijk aan rood vlees (rundvlees en varkensvlees), geraffineerde graanproducten (wit brood, witte rijst), vette producten en gebak. Het ‘prudente’ patroon was rijk aan groenten, fruit, gevogelte en vis. Eindpunten van de studie waren ziektevrije overleving, vrije overleving, en overall overleving. De gemiddelde follow-up bedroeg 5,3 jaar. In het cohort kwam bij 324 patiënten de kanker terug, 223 patiënten overleden aan terugkeer van kanker, en 24 patiënten overleden zonder gedocumenteerde terugkeer van kanker. De kans op ziektevrije overleving was in het laagste kwintiel van het westers voedingspatroon 3,25 maal hoger dan in het hoogste kwintiel.

Ook op de beide andere eindpunten was het volgen van een westers voedingspatroon geassocieerd met een significant slechtere uitkomst. Dit verband veranderde niet opvallend na correctie voor geslacht, leeftijd, BMI, fysieke activiteit of ziektekenmerken bij inclusie. De onderzoekers concluderen dat een verstandig voedingspatroon de overleving kan bevorderen en de terugkeer van kanker kan verminderen, althans bij colonkanker die in een vergevorderd stadium met chemotherapie wordt behandeld.
Kampman beaamt deze conclusie, maar stelt de vraag of gezond eten wel vol te houden is voor kankerpatiënten tijdens therapie. Behalve een gebrek aan eetlust kunnen bepaalde therapieën ook een invloed op de voedselkeuze hebben. Het is bekend dat chemotherapie misselijkheid kan veroorzaken, en smaak- en reukwaarneming kan veranderen, waardoor de patiënt tot een minder verstandig voedingspatroon komt. ‘We weten nog niet of dergelijke veranderingen in de voedselkeuze gevolgen kunnen hebben voor het verloop van de ziekte.’

 

Het is bekend dat sommige patiënten, bijvoorbeeld 20% van alle borstkankerpatiënten, naast de reguliere therapie hun toevlucht nemen tot alternatieve therapieën. Ongeveer 10% gebruikt vitaminepreparaten en andere voedingssupplementen. Patiënten kunnen zich hier heel goed bij voelen, aldus Kampman: ‘Maar helaas is de werking van geen van deze therapieën wetenschappelijk bewezen. Integendeel, we weten dat het gebruik van hoge doseringen vitaminesupplementen, waaronder ß-caroteen en foliumzuur, risico’s met zich meebrengt, vooral bij mensen die al abnormaal groeiende cellen hebben. Juist deze tumorcellen zullen extra voedingsstoffen goed kunnen gebruiken. Het kankerrisico neemt toe bij zowel een tekort schietende inname van bepaalde voedingsstoffen als bij te hoge inname. En vele supplementen bevatten aanzienlijke hoeveelheden vitamines en mineralen. Tevens gaat het bij supplementen vaak om synthetische varianten van vitamines, die een andere werking kunnen hebben dan de natuurlijke vormen. We weten dat groenten uitgebalanceerde combinaties van vitamines en mineralen in relatief lage doseringen bevatten. Het is niet verstandig om groenten en fruit in de voeding te vervangen door vitaminesupplementen.’

Overtuigingen onder de algemene bevolking

Bij veel consumenten leeft angst voor stoffen die bij de productie van voedingsmiddelen in de natuurlijke producten terecht kunnen komen of bewust worden toegevoegd, zoals gewasbeschermingsmiddelen, kleurstoffen en smaakstoffen. Het productieproces is echter aan strenge regelgeving gebonden, zodat de consumenten ervan uit mogen gaan dat de voeding geen stoffen bevat die directe DNA-schade teweeg kan brengen. Wel wordt soms ontdekt dat tijdens het productieproces een kankerverwekkende stof kan ontstaan. Als voorbeeld noemt Kampman acrylamide, dat een aantal jaren geleden in te hoge hoeveelheden werd aangetroffen in frites en ontbijtkoek. Deze ontdekking heeft ertoe geleid dat het voorkomen van acrylamide nu streng wordt gecontroleerd. Kankerverwekkende stoffen kunnen ook thuis ontstaan tijdens de bereiding van voedsel, bijvoorbeeld door langdurig braden of bakken van vlees. ‘In de Verenigde Staten lijkt dit een belangrijke rol te spelen, maar in Nederland bakken we het blijkbaar niet zo bruin. Door te stoppen met roken zouden we onze blootstelling aan carcino genen sterker kunnen terugdringen.’
Dit betekent echter niet dat er geen aandacht hoeft te worden besteed aan de rol van de voeding bij het ontstaan van kanker. Het risico van colorectaalkanker blijkt verhoogd te zijn bij mensen die meer dan vijfmaal per week rood vlees consumeren, niet vanwege de additieven in het vlees maar waarschijnlijk vanwege de aanwezigheid van de natuurlijke kleurstof haem-ijzer. De voorlichting op dit gebied schiet echter tekort, al was het alleen maar omdat verschillende voedingsmiddelen uiteenlopend geassocieerd zijn met het risico van verschillende typen kanker. Dit leidt tot tegenstrijdige berichten in de media. Consumenten raken in verwarring, en nemen vervolgens ook correcte berichten niet meer serieus.
Kampman wijst op het belang van wetenschappelijk verantwoorde, duidelijke en ondubbelzinnige adviezen aan de consument. Vorig jaar publiceerde het World Cancer Research Fund (WCRF) het rapport Food, Nutrition, Physical Activity, and the Prevention of Cancer: a Global Perspective (2). Dit rapport, waarvan Kampman een van de auteurs was, komt tot aanbevelingen op grond van de resultaten van meer dan 7000 epidemiologische studies. Tot de aanbevelingen behoren streven naar een gezond gewicht (BMI 20-25 kg/m2), beperking van de consumptie van energiedichte voedingsmiddelen, voldoende fysieke activiteit, beperking van het alcoholgebruik, en voldoende en gevarieerde consumptie van groenten, fruit, volkorenproducten en peulvruchten.

Deze aanbevelingen sluiten goed aan bij de Richtlijnen Goede Voeding die de Gezondheidsraad heeft opgesteld voor de preventie van chronische ziekten. Een groot deel van de bevolking blijkt echter niet op de hoogte te zijn van de richtlijnen. Vooral bij jongeren komt de boodschap niet over. Een verklaring kan zijn dat voor hen kanker nog ver weg is. Kampman noemt echter juist voor jongeren beperkt alcoholgebruik en voldoende consumptie van groenten en fruit extra belangrijk, omdat in de jonge jaren de kiem wordt gelegd voor het ontstaan van kanker op oudere leeftijd.

 

Foliumzuurverrijking brood ongewenst

‘Interessant voor mij als wetenschapper is dat we twintig jaar geleden nog dachten dat verzadigd vet in de voeding het risico van borst- en darmkanker zou verhogen’, aldus Kampman. ‘We weten nu dat niet zozeer het vet in de voeding risicoverhogend werkt, maar dat het vooral gaat om de hoeveelheid lichaamsvet. Welk mechanisme hier speelt is nog onduidelijk. Veel onderzoek op dit terrein is gewenst.’
Een van de speerpunten van Kampmans eigen onderzoek zal voeding van de kankerpatiënt zijn. Tot de projecten die ze gaat aanpakken behoort transmuraal onderzoek naar de rol van voeding voor, tijdens en na verblijf in het ziekenhuis. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de Alliantie Voeding van Wageningen Universiteit met Ziekenhuis De Gelderse Vallei in Ede. Een ander project is gewijd aan effecten van het gebruik van supplementen door kankerpatiënten, en de rol van andere voedingsfactoren bij de overleving. In samenwerking met UMC St Radboud in Nijmegen wordt onderzoek naar erfelijke vormen van darmkanker voortgezet.
Een ander speerpunt van het onderzoek is kankerpreventie. Op dit gebied noemt ze allereerst de rol van voeding bij epigenetische veranderingen in allerlei levensfasen, van prenataal tot bejaard. Een volgend project is onderzoek naar effecten van foliumzuur bij de kankerpreventie. Dit onderwerp staat momenteel in de belangstelling omdat het ministerie van VWS gaat besluiten of brood met foliumzuur verrijkt moet gaan worden, om zo het risico van geboortedefecten te verminderen. Kampman is daar geen voorstander van. Het is niet ondenkbaar dat de inname van foliumzuur zo in bepaalde bevolkingsgroepen te hoog zou worden, bijvoorbeeld bij gebruikers van supplementen. Het vitamine wordt immers al toegevoegd aan margarine, ontbijtgranen en sinaasappelsap. Terwijl het bovendien de vraag is of de bevolkingsgroepen die van de verrijking zouden moeten profiteren, zoals allochtone vrouwen, daarvoor voldoende brood consumeren.
Kampman wil ook aspecten onderzoeken van de relatie tussen overgewicht, met name abdominaal vet, en het kankerrisico. Ze gaat bestuderen of deze relatie kan worden verklaard door met overgewicht samenhangende veranderingen in de hormoonhuishouding, de productie van groeifactoren, het ontstaan van insulineresistentie of in epigenetische processen.

Bijdrage aan opstellen effectieve adviezen
Naast haar onderzoek wil Kampman ook een bijdrage leveren aan het opstellen van effectieve voedingsadviezen voor consumenten, patiënten en beleidsmakers: ‘We hebben bij het tot stand brengen van het WCRF-rapport veel expertise opgebouwd in het uitvoeren van meta-analyses. Die ervaring willen we inzetten bij het analyseren van de literatuur over voeding bij kankerpreventie en kankeroverleving. Daarnaast moeten we onderzoek doen naar de meest werkzame formuleringen van onze voedingsadviezen.’

Bron:http://www.voedingsmagazine.nl

facebook share facebook share

Geen reacties // Reageer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>